Bas Eickhout is met vijftien jaar lidmaatschap de meest ervaren Nederlandse Europarlementariër. En hij gaat nog zeker vier jaar door, als Europees lijsttrekker voor GroenLinks-PvdA en aanvoerder van de Groenen in het Europees Parlement.

Op 6 juni 2024 vinden de Europese verkiezingen plaats. Die genieten meer belangstelling dan alle eerdere edities vanwege de groeiende politieke tegenstellingen.

Business Insider Nederland interviewt in de aanloop naar de Europese verkiezingen diverse Nederlandse Europarlementariërs over de invloed van Europa op Nederland, met speciale aandacht voor het bedrijfsleven. Met Eickhout spreken we over het imagoprobleem van het Europees Parlement, de invloed van het Europese systeem voor het beprijzen van CO2 en het landbouwbeleid.

Recent meldde Follow the Money dat een kwart van de Europarlementariërs de regels overtreedt, meestal in de vorm van fraude, bijvoorbeeld met declaraties, beloningen voor medewerkers of soms steekpenningen. Wat denkt u dan, daar gaan we weer?

“Exact, daar gaan we weer. De oorzaak wordt niet aangepakt: niet enkel is er te weinig zelfbeheersing, maar ook te weinig controle. Wij vechten al jaren voor een strengere controle van declaraties. Naleving moet worden afgedwongen, en als dan toch een overtreding vastgesteld is, moeten daar sancties op staan. Je krijgt hooguit een waarschuwing bij een overtreding.

Het slechte imago van het Europees Parlement wordt aangedikt, terwijl we hier heel belangrijk werk doen met wetgeving. Dan word je steeds teruggeworpen met dit soort berichten. Dit gebeurt te frequent met te veel rotte appelen.”

Hoe slaat dat op u persoonlijk terug?

“We kunnen louter voor onszelf de zaken op orde hebben. Voor de vergoedingen heeft GroenLinks een stichting opgezet met een accountantscontrole. Het is frustrerend dat je dit zelf zo integer mogelijk regelt, terwijl allerlei collega’s de hand lichten met de regels. Dan blijf je met het imago zitten dat Europarlementariërs zakkenvullers zijn en niet functioneren.”

Zijn er groene partijgenoten onder de 163 van de 705 betrokken sjoemelende parlementsleden? En zet u hen buiten?

“Nee, het zit ook over het algemeen meer aan de rechter- dan aan de linkerkant van het politieke spectrum. Ik kan niet uitsluiten dat iemand van de ruim zeventig Europese Groenen de regels heeft overtreden. Per geval bekijk je of iemand weg moet, net als bij gevallen van grensoverschrijdend gedrag. Zo hebben we eerder een Lets lid uit de fractie gegooid. Recent werd bekend dat hij zelfs voor Rusland spioneerde.”

Was er ook discussie over jullie Nederlandse lijsttrekker Frans Timmermans, die met Brussels wachtgeld campagne in Nederland voerde?

“In zo’n campagne probeert iedereen een beeld op iemand te plakken, en zeker op Frans. Aardig was dat ook Mona Keijzer van de BBB van wachtgeld gebruik maakt. Ik ben niet tegen wachtgeld, maar omdat Frans uit Brussel komt, beklijft sneller het opgemaakte beeld van zakkenvuller. We kunnen het goed uitleggen, maar als je dit moet gaan uitleggen dan sta je al met 1-0 achter.”

Alexander Rinnooy Kan stelde voor dat de Europese Unie krantenpagina’s en tv-zendtijd koopt om onafhankelijke journalisten meer en wellicht positiever over Europa te laten berichten. Hoe staat u daar tegenover?

“Ik vind dat Europese kwesties veel meer aandacht verdienen in de media, maar het opkopen van pagina’s leidt tot WC-Eend promotie. Die dient de geloofwaardigheid niet. Ik geloof in geïnteresseerde onafhankelijke journalistiek die de urgentie voelt om goed verslag te leggen. Dan weet je dat het objectief is.

Bovendien vind ik dat Europese instituten niet goed aanvoelen hoe je het publiek moet benaderen. Ze willen vooral de eensgezindheid in Brussel te tonen. Terwijl ik denk; nee, laat juist zien dat hier een politiek debat plaatsvindt met heel verschillende opvattingen. Altijd maar eensgezindheid willen uitstralen, versterkt juist het idee dat Brussel één groot moloch is; het beeld van een elitair project waarin opposanten nooit gehoord worden. Hier vindt elke dag politieke strijd plaats, die is interessant en dat kun je het best laten verwoorden door onafhankelijke journalistiek.”

Marc Peeperkorn van de Volkskrant blinkt al vele jaren uit als correspondent met heel veel kennis die weet hoe de hazen lopen. Die expertise zie je niet in alle media…

“De vaste mensen van de schrijvende pers zijn doorgaans goed op de hoogte, maar dat volstaat niet voor een goede beeldvorming. Een Europese kwestie wordt pas een nationaal debat als ook de televisiecamera’s staan te snorren en dat levert niet altijd een genuanceerd beeld op. Zeker niet als de discussieprogramma’s erop duiken. Dan gaat het vaak mis.”

Is dat mede de oorzaak van de geringe belangstelling voor, en opkomst bij de Europese verkiezingen?

“Ook hier weer: als je niet permanent over het voetlicht krijgt waarom Europese politici zo belangrijk zijn en je dat voor die verkiezingen nog moet uitleggen, dan sta weer met 1-0 achter. Voortdurend politiek debat motiveert meer en biedt mensen keuze; zeker als de politici bekender worden alsmede de onderwerpen en opvattingen waarvoor ze staan. Ik ben niet de bekendste Nederlander, dat is niet mijn ambitie, maar ik wil het Europese debat zichtbaarder maken.”

Welke wetgeving kunt u concreet duiden waarin u zelf een aanzienlijke rol speelde en van belang is voor het Nederlandse bedrijfsleven en markt?

“Ik heb me veel beziggehouden met het CO2-handelssysteem waarin CO2 een prijs heeft. Dat bedrijven voor vervuiling een prijs betalen had lang een sluimerend bestaan, maar door hervormingen die wij gepusht hebben, beschikt Europa nu over een goede beprijzing die effectief is. Het is onderdeel van de keuzes van bedrijven geworden, vooral voor de vraag; ga ik nu investeren en innoveren om CO2-uitstoot te verminderen of blijf ik liever elke dag betalen?”

In hoeverre slaat dat aan?

“Dat heeft in het Nederlandse bedrijfsleven tot een fundamentele verschuiving geleid in de laatste tien jaar, en het debat in Nederland totaal veranderd. Er is geen bedrijf meer dat niet nadenkt over klimaatneutraliteit en het afstappen van fossiele energiebronnen.

Daar ben ik trots op, want tien jaar geleden werd je de zaal uitgetrapt als je weer over CO2-doelstellingen begon. Nu gaat het over de snelheid van transitie, dus van de of-vraag zijn we naar de hoe-vraag overgestapt. Ik vind dat GroenLinks-PvdA in deze een betere partner van het bedrijfsleven is dan de VVD, die altijd maar zwakjes acteert hierop. Terwijl we praten over het overleven van ons bedrijfsleven in een mondiale markt waar klimaat een steeds belangrijker element van de concurrentie wordt.”

Denkt u dat het beprijzen van vervuiling, zoals met belasting op vliegtickets en autokilometers, een marktmechanisme in gang zet dat de beste oplossing is om sneller tot klimaatneutraliteit te komen?

“Zeker niet alleen. Mijn grote kritiek is juist dat beprijzing volgens sommigen hier in Brussel de panacee is voor het hele klimaatprobleem. De beprijzing vormt een basis voor vervuiling, met de prikkels die gedrag de goede kant opsturen, maar harde doelstellingen helpen evenzeer. Bijvoorbeeld in de energiesector zijn de vastgelegde doelstellingen voor duurzame energie eveneens cruciaal geweest. Zo gaat het met elektrisch rijden zo hard omdat het in 2035 in Europa afgelopen moet zijn met CO2-uitstoot van auto’s. Verbrandingsmotoren faseren fabrikanten nu uit.”

Zijn er andere belangrijke wetten waarvoor u zich sterk hebt gemaakt?

“Dat is, denk ik, de taxonomiewet. We hebben een soort standaard weten te creëren voor investeringen in groen. Dus voor elke sector is nu bepaald wanneer je iets een groene investering mag noemen.

Ik ben daar namens het parlement de rapporteur voor geweest. Ik zeg niet dat alles goed is gegaan , zeker in het licht van de hele inbreng over gas en kernenergie. Die kant wilde ik niet op met de taxonomie, maar dat is een zaak van uitvoering die mogelijk nog verbetert. De basis is stevig, dat je investeringen in groen afbakent.

Dit onderwerp past goed bij de economische kant van mijn agenda die altijd belangrijk is geweest. Je moet bij het effect van wetgeving de investeringen goed in de gaten houden, dat het geld de juiste kant op rolt. Deze taxonomie zorgt ervoor dat privaat geld de goede kant op rolt. Daar ben ik trots op.”

We lijken toch in Nederland - en in Frankrijk uiteraard - toch steeds meer richting kernenergie te gaan? Uw (nu partijgenoot) Ronald Plasterk is fel voorstander, Timmermans niet. En u?

“Ik zie dat het klimaatdebat meer en meer wordt vernauwd tot kernenergie, terwijl daar veel problemen optreden. Nog afgezien van de last van kernafval waarmee je komende generaties opscheept, duurt het bouwen van de centrales lang. Bovendien is de bijdrage van kernenergie aan de beperking van CO2-uitstoot relatief gering, zo blijkt uit alle modellen.

De focus moet liggen op duurzame energie die zeker 80 procent van het totaal zal uitmaken, dat weten zelfs de partijen en politici die sterk pro kernenergie zijn. Wij hopen dat zon en wind een nog hoger percentage zullen halen.

Echter, als je het debat beluistert, gaat het voor 80 procent over kernenergie. Dat is totaal scheef, en vernauwend. We moeten juist zoeken naar oplossingen voor de problemen met duurzame energie, zoals voor opslag en transport.”

Waterstof?

“Het wordt geplugd als de oplossing voor alles, dat is onzin. Dat is typisch een oplossing voor de industrie. Die gaat meer richting elektrificatie in plaats van fossiele brandstof. Waterstof is een mooie energiedrager voor grootgebruik. Maar voor auto’s en woningen is waterstof geen oplossing. Je moet het richten op de energie-intensieve industrie."

Tata Steel dan even: gewoon in Nederland blijven en helpen, of vasthouden aan harde normen voor vergroening, en de vuile productie naar elders in de wereld verplaatsen?

“Juist voor deze discussie hebben we industriepolitiek op Europees niveau nodig. Er is in Europa overproductie van staal. De groei van de vraag zit niet in Europa en het is moeilijk concurreren op de wereldmarkt. De Europese exportmarkt is dus niet groot. Dan kan elk land voor z’n eigen staalindustrie vechten met veel overheidsgeld, maar je kunt beter nagaan hoeveel staal Europa nodig heeft en waar dit volume het best duurzaam geproduceerd kan worden.

Ik denk dat Tata Steel IJmuiden er in zo’n Europese discussie niet slecht voorstaat. De ligging aan zee is goed, net als de verbindingen met de Duitse auto-industrie. Grootste probleem is de vervuiling in de directe omgeving van Tata in Nederland. De bevolkingsdichtheid is altijd het grote nadeel voor Nederland. Dat maakt de noodzaak tot een groene omslag supergroot, maar slaagt Tata IJmuiden daarin, dan is er een toekomst voor.”

Iets anders, de verduurzaming van de landbouw richting kleinschaligheid, en weg van de stallen met vijfduizend varkens en vijftigduizend kippen. Wat kan Europa doen, zeker gezien het terugdraaien van maatregelen in de lidstaten in antwoord op de boerenprotesten?

“Twee principes zijn belangrijk: ten eerste verdienmodel voor de boeren. Je kunt er subsidie tegenaan blijven gooien, maar dat leidt er nu toe dat boeren tegen elkaar worden uitgespeeld, en de sector veel te weinig verduurzaamt.

Ten tweede moet je bij de supermarkten zijn die de grote winstmarges op zuivel en kiloknallers binnen harken. Boeren staan met de rug tegen de muur en dan begrijp ik die protesten wel, want elke verandering wordt ervaren als een nieuwe dreiging.

Die subsidies moet je dan gebruiken om juist die schaalverkleining, die vergroening, te steunen. En dan moet je dus ook ophouden met de steun naar volume, ofwel hoe meer hectares je hebt, hoe meer geld je krijgt. Dat werkt juist schaalvergroting in de hand.

Dit is een beetje schelden op het liberale idee dat de markt dit wel oplost, maar ook hier vind ik dat het bedrijfsleven meer heeft aan ons, dan aan de hakken in het zand ter rechterzijde van het politieke spectrum…”

LEES OOK: Europarlementariër Tom Berendsen (CDA): ‘Brussel neigt naar overregulering’